Israël wordt wel het Beloofde Land genoemd. Maar aan wie is het beloofd en door wie?
Abram
Het begon allemaal met één man; Abram. De Heere God zegt tegen hem dat hij op reis moet gaan naar een land dat God hem zal wijzen. Als Abram in Israël aankomt, zegt de Heere God dat dit het land is dat Hij aan de kinderen van Abram geeft. In die tijd heette het land nog geen Israël. Het heette toen Kanaän. In het land woonden de Kanaänieten. Abram trekt rond door het land, van de ene plek naar de andere. Op verschillende plaatsen bouwt Abram een altaar voor de Heere God.
Izak en Ismaël
Abraham, zoals Abram later genoemd wordt, trouwt met Sara. God belooft Abraham dat hij een zoon zal krijgen. Maar Sara is zo oud dat ze eigenlijk geen kinderen meer kan krijgen. Daarom zegt ze tegen Abraham dat hij maar een kind bij haar slavin moet krijgen. Dat gebeurt en zo krijgt Abraham een zoon. Zijn naam is Ismael. Later krijgt ook Sara een zoon. Hem noemen ze Izak.
God maakt duidelijk dat niet Ismael de erfgenaam is van Abram, maar Izak. De belofte die God aan Abraham had gegeven, geldt nu voor Izak. Maar ook Ismael krijgt een belofte van de Heere God: Ismael zal een groot volk worden. Dat volk bestaat nog steeds. Het zijn de Arabieren.
Jakob
Izak en zijn vrouw Rebekka krijgen een tweeling. Ze noemen ze Ezau en Jakob. Ezau verkoopt zijn eerstgeboorterecht aan zijn jongere broer Jakob. Later krijgt Jakob door een list ook nog de zegen van zijn vader. Ezau is woedend en Jakob moet vluchten. Tijdens zijn vlucht spreekt de Heere God met Jakob. God belooft hem dat Hij het land waar hij is (Kanaän) aan de kinderen van Jakob zal geven (Genesis 28:13). Later geeft God Jakob een andere naam. Hij geeft hem de naam Israël. Die naam betekent ‘strijder van God’ of ‘vorst van God’. De nakomelingen van Jakob heten de Israëlieten.
Psalm 105
We hebben dus gezien dat het land eerst aan Abraham is beloofd. Daarna ging die belofte via Izak en Jakob naar het volk Israël. Heel mooi staat dat ook geschreven in Psalm 105. Daar staat dat de Heere God voor eeuwig zal denken aan Zijn belofte aan Abraham, Izak, Jakob en Israël en de belofte dat het land Kanaän (Israël) voor altijd hun bezit zal zijn.
7 Hij is de HEERE, onze God,
Zijn oordelen gaan over heel de aarde.
8 Hij denkt aan Zijn verbond voor eeuwig
aan de belofte die Hij gedaan heeft, tot in duizend generaties,
9 aan het verbond dat Hij met Abraham gesloten heeft,
en Zijn eed aan Izak.
10 Voor Jakob heeft Hij het vastgesteld als een verordening,
voor Israël als een eeuwig verbond,
11 door te zeggen: Ik zal u het land Kanaän geven,
het gebied dat uw erfelijk bezit is.