De Syrische koning Antiochius was een wrede heerser, die het volk Israël versloeg met zijn leger. Dat gebeurde in het jaar 175 voor Christus. Hij wilde dat de Joden alle Griekse gewoonten zouden overnemen. Voor de Grieken waren afgoden heel belangrijk. De belangrijkste god heette Zeus. De Joden moesten ook deze goden gaan dienen. Ze mochten niet langer de Thora lezen of de Joodse feesten vieren. Omdat de Joden de Heere God wilden dienen, luisterden ze niet naar Antiochus. Daarom wilde Antiochus laten zien dat hij de baas was. Hij ging in de tempel naar het heilige der heiligen. Daar mocht normaal alleen de hogepriester één keer per jaar komen. De Syrische koning liet beelden van afgoden in de tempel plaatsen! Ook liet hij varkens aan hen offeren, zodat het altaar ontheiligd werd (varkens zijn voor de Joden onreine dieren).
Als de priester Mattathias en zijn vijf zonen dit horen, vinden ze dat er iets moet gebeuren. Ze vluchten met een klein legertje de heuvels in. Daar wordt Judas, één van de vijf zonen, als leider aangewezen om het volk weer te bevrijden. Hoewel ze met maar weinig mensen zijn, kennen ze het land erg goed. Daarom weten ze precies waar ze zich kunnen verstoppen en waar ze goed kunnen vechten. Ze krijgen al snel de bijnaam ‘Makkabeeën’, dat ‘strijdhamers’ betekent.
Na een zware strijd van drie jaar wordt Jeruzalem weer bevrijd. De afgodsbeelden worden uit de tempel gehaald. En daarna wordt hij helemaal gereinigd, zodat de Here God weer gediend kan worden. Ook wordt de gouden kandelaar weer aangestoken. Ze hebben nog net genoeg olijfolie om de zeven lampjes één dag mee te laten branden. Maar er gebeurt een wonder. De kandelaar brandt niet één dag, niet twee dagen, nee, wel acht dagen lang!
De Joden waren zo blij dat ze tempel weer konden gebruiken, dat ze dit ieder jaar nog vieren. Dat feest wordt Chanoeka genoemd. Hoe ze dit feest vieren, vragen we aan Zohar. Zij is een Joods meisje uit Enschede.
Zohar is 11 jaar en vindt het Chanoekafeest heel leuk. ‘We spelen tijdens dit feest een spel met een tol. Op de tol staan Hebreeuwse letters. Valt de tol met een bepaalde letter naar boven, dan krijg je een chocolademuntje.’ Het Chanoekafeest duurt acht dagen. Net zolang als de kandelaar in de tempel bleef branden. Om dat te vieren, hebben Joden thuis een kandelaar die ze chanoekia noemen.
Elke dag steken ze één kaarsje meer aan, totdat er acht kaarsjes branden. Voor het aansteken gebruiken ze nog een aparte kaars. Zo heeft een chanoekia dus negen kaarsjes. ‘Bij ons thuis steken we om de beurt een kaarsje aan. Ook hebben we meer dan één kandelaar. Vorig jaar heb ik er zelf één van hout gemaakt. De kaarsjes blazen mijn ouders uit voordat ze naar bed gaan. De volgende dag steken we ze weer aan.’
Zohar houdt erg van de Joodse feesten. Ze zou niet weten welke ze het allerleukst vindt. Het Chanoekafeest is voor haar bijzonder. ‘Soms gaat we dan met mijn ouders naar Israël. Als we in Nederland blijven, dan krijgen we van onze oma uit Israël latkes en soefganiot opgestuurd. Latkes zijn een soort aardappelflapjes, soefganiot zijn een soort oliebollen met jam.’