Jad

Joodse mensen spreken één Naam nooit uit. Het is de Naam van de Heere God. In de Bijbel staat dat je die Naam niet oneerbiedig mag gebruiken. Om zeker te weten dat ze dat niet doen, spreken ze die Naam dus helemaal niet uit. Zij gebruiken allerlei andere namen voor Hem.

Zo zeggen ze bijvoorbeeld ‘de Almachtige’ of ‘de Eeuwige’. Soms zeggen ze gewoon ‘de Naam’. Als Joden uit de Thora lezen, zorgen ze er voor dat ze niet met hun handen de naam van God aanraken. Zo tonen ze hun eerbied voor God. Bij het lezen van de Thora gebruiken ze daarom een aanwijsstokje. Zo hoeven ze niet met hun vinger de tekst te volgen. Aan het einde van dat stokje zit een handje met een wijzend vingertje. Zo’n stokje noemen ze een jad. Dat betekent ‘hand’.