In veel woonplaatsen wordt elk jaar ‘Bouwdorp’ gehouden. Alle kinderen mogen dan een eigen hut bouwen. Daar kun je een week in eten en spelen. Joden bouwen ook één keer per jaar een hut. Zij doen het niet omdat het zo leuk is. Waarom dan wel? In de tijd van de Bijbel waren de meeste Israëlieten boeren. In de herfst waren de druiven rijp en het graan was klaar om te oogsten. Tijdens de oogst sliepen de boeren vaak in kleine hutjes op het veld. Zo konden ze ’s ochtends gelijk aan de slag en werkten ze door tot het donker werd. Als de oogst binnen was, gingen de Israëlieten naar de tempel in Jeruzalem. Ze vierden dan het Loofhuttenfeest (loof betekent bladeren van struiken en bomen). Ze brachten offers mee voor de Heere God, om Hem te bedanken voor de oogst.
Tijdens het Loofhuttenfeest zijn de Joden niet alleen dankbaar voor de oogst. Ze denken dan ook aan de tijd dat ze in de woestijn leefden. Toen ze vanuit Egypte naar het Beloofde Land trokken, leefden ze veertig jaar in de woestijn. Toen hadden ze ook geen mooie huizen om in te wonen. Ze bouwden kleine hutjes of tenten om zich ’s nachts te beschermen tegen de kou. Overdag gaf de tent schaduw. Misschien was het toen niet altijd gemakkelijk, maar God zorgde voor hen.
Ook nu nog vieren Joden het Loofhuttenfeest. Ze bouwen een hut, waarin ze een week lang eten en soms ook slapen, net zoals heel lang geleden de boeren deden. Ze doen dit om daarmee te laten zien dat ze in elke situatie op God vertrouwen. Misschien hebben ze nu mooie huizen en een goede baan, maar toch is het de Heere die voor hen zorgt. Daarom laten ze het dak altijd een stukje open. Dan kunnen ze de hemel zien, waar God woont.