Tijdens het Joods Nieuwjaar wordt er veel op de sjofar geblazen. De sjofar is een ramshoorn. Als je die hol maakt en er een gat in boort, dan kun je erop blazen.
Het geluid van een ramshoorn lijkt wel een sirene. Als de Joden dat geluid horen, dan denken ze eraan dat er een dag komt waarop ze voor God zullen staan. Die dag zullen ook de ramshoorns klinken. Ze vragen zich af hoe ze het afgelopen jaar hebben geleefd. Zijn ze er klaar voor om God, hun Koning, te ontmoeten? Of zijn er nog dingen die ze in orde moeten maken? Hebben ze misschien met iemand ruzie gemaakt en het nooit goed gemaakt? Of hebben ze iemand iets beloofd, maar het nog steeds niet gedaan?
Ook denken ze bij het geluid van de ramshoorn aan het verhaal van Abraham en Izak. God had aan Abraham gevraagd zijn zoon Izak te offeren. Juist op het moment dat Abraham dat wilde doen, hield God hem tegen. Het was een test om te zien of Abraham God in alles zou gehoorzamen. Toen zag Abraham een ram die met zijn hoorns vast zat in de struiken. Hij begreep dat God voor een oplossing had gezorgd. De ram werd in plaats van zijn zoon geofferd.
Om de ram te pakken, heeft Abraham hem waarschijnlijk bij de hoorns gepakt. Zo houden Joden de ramshoorn vast als ze erop blazen.
Christenen denken bij dit verhaal aan nog een ander offer. De Here Jezus wordt in de Bijbel Lam van God genoemd. Net als de ram die stierf in plaats van Izak, zo stierf Hij voor ons.